Mijn beide grootvaders waren boer: pake Boele en pake Rypke – je begrijpt: ik ben een Fries. Ik heb hun boerderijen nooit kunnen zien, ze woonden al in een ‘burgerhuisje’ toen ik als kleine jongen kwam logeren. Ik ken de boerderijtjes van een paar vergeelde foto’s en de verhalen van mijn ouders. Pake Rypke was een grotere boer, zo werd mij verteld, hij had 6 koeien. Beiden hadden ook een paar varkens en een koppeltje kippen. Het was geen vetpot, maar beide mannen zorgden met hun kleine boerderij voor een gezin met respectievelijk 4 en 6 kinderen. Eind jaren ’60 moesten ze allebei hun boerderij opgeven en geen van de kinderen nam het bedrijf over.
Een dure hobby
Een paar hectare grond, vier of vijf koeien, een paar varkens en wat kippen – als ik nu een boerderijtje had van dezelfde omvang, was het een dure en tijdverslindende hobby. Natuurlijk zouden de dieren wat opbrengst leveren (eieren, melk, vlees), maar dat zou de kosten van het houden van de dieren niet meer dekken, laat staan dat ik de boerderij, het land en mijn gezin ervan zou kunnen onderhouden. Het zou mij geld kosten en vooral heel veel tijd. Ja, er zijn mensen die het doen en waarschijnlijk met veel vreugde en voldoening… maar het kan hun bestaan niet meer dragen. Dit markeert een diepe verschuiving in onze samenleving gedurende de afgelopen 60 jaar. Natuurlijk weten we hoe ingrijpend de samenleving is veranderd. We zijn rijker dan ooit, hebben meer spullen dan ooit en beschikken over technologie waarvan onze grootouders niet konden dromen. We hebben andere behoeften en andere prioriteiten. En wie zou het nog willen: het armoedige bestaan van de kleine keuterboertjes – romantiseren doet de grimmige werkelijkheid van hun bestaan geen recht. Zo leuk was het niet.
Inkomens stijgen, prijzen dalen
Het verhaal van mijn grootvaders markeert vooral de verschuiving in het aandeel van het besteedbare inkomen dat mensen uitgeven aan voeding. In de 19e eeuw had een doorsnee gezin bijna al het inkomen nodig voor de eerste levensbehoeften. Ten tijde mijn grootouders was nog steeds meer dan de helft van hun schamele inkomen. Daarna daalde dat percentage steeds verder. De gemiddelde inkomens stegen en de voedselprijzen daalden. In 1960 was nog iets meer dan 30 procent van het budget nodig voor voedsel, in 1980 nog 16 procent, in 2011 nog slechts 11 procent en volgens het CBS is dat nu nog maar 8 procent.(1) Het is een schokkend cijfer: 8 procent. Reken maar even mee: wie dus in onze tijd de moeite zou doen om al zijn voedsel zelf te verbouwen (wat eigenlijk onmogelijk is), bespaart op zijn uitgaven dus minder dan 8%. Je moet als zelfvoorzienend miniboertje het al heel erg goed doen wil je voor het hele jaar voor je gezin de helft van al je voedsel zelf verbouwen. Geloof me, dan ben je echt al hardcore zelfvoorzienend. Het levert je een besparing van 4 procent op je budget. En dan rekenen we niet de prijs van de grond, niet de mest, de compost en de zaden, niet de talloze uren die je werkt en niet de aanschaf van gereedschappen.
Verschoven prioriteiten
Het maakt duidelijk dat zelfvoorzienend leven geen financiële beloning meer heeft. Ik denk dat er heel veel andere goede redenen zijn om zelfvoorzienend te leven (en die ga ik je binnenkort allemaal vertellen), maar besparing op je kosten zal de doorslag niet geven. De prioriteiten zijn in de afgelopen 60 jaar ingrijpend verschoven. We geven veel geld uit aan onze woning, onze auto’s, onze energie (waarvan we meer nodig hebben) en ons entertainment, we gaan meerdere keren per jaar op vakantie en vernieuwen regelmatig onze laptops en mobieltjes. De wereld is ingrijpend veranderd en dus wij ook. Voeding nemen we bijna voor lief. Het is er altijd, we hoeven er geen moeite voor te doen, het wordt kant-en-klaar in plastic geleverd en het is spotgoedkoop (vergeleken met de 60 jaar hiervoor). Het zet het klagen over de stijgende voedselprijzen in een ander daglicht. Je kunt twisten over oorzaak en gevolg, maar er ligt een direct verband met de grootschaligheid van de landbouw. Kleinschalige teelt is arbeidsintensiever en dus kostbaarder dan grootschalige teelt. Dat is dan ook precies wat gebeurde: de productie van voedsel is elk decennium grootschaliger en efficiënter geworden. Dat wil zeggen: efficiënter in financieel-economische termen. Voedsel is spotgoedkoop geworden. Maar een efficiënt gebruik van de aarde is het allerminst.
De gouden kooi
Dat levert dus het volgende plaatje op: we hebben meer te besteden dan ooit, we hebben meer wensen dan ooit en we hebben meer gemak en genot dan ooit. Intussen gaat het grootste deel van ons inkomen naar zaken die we zelf op geen enkele manier kunnen maken, produceren of verbouwen. Wat we zelf zouden kunnen doen, kost veel moeite, tijd en zelfs geld en levert nauwelijks besparingen op. Wat voor onze grootouders (laat staan generaties voor hen) nog bittere noodzaak was, is voor ons volstrekt optioneel geworden. Zelf dingen doen (hout hakken, voedsel verbouwen, kleren naaien en doe-het-zelven) is voor idealisten met veel te veel tijd. Ieder zijn hobby. In de moderne lifestyle zit dus geen enkele reden om meer zelfvoorzienend te gaan leven – het leidt immers tot minder gemak, minder tijd, minder keuze en minder inkomen. Goed beschouwd zitten we gevangen in een gouden kooi. En hoewel de kooi open staat en niemand je belet de kooi te verlaten, zal slechts een enkeling er heil in zien om dat te doen. Waarom zou je met veel tijd en veel moeite iets zelf doen wat voor een habbekrats en zonder moeite bij je voordeur afgeleverd kan worden?
Het surrogaat of het echte leven
Wat we in de tussentijd verloren zijn is voldoening, dankbaarheid en aandacht. De vlugge kant-en-klaar maaltijden geven niet de voldoening die een maaltijd geeft van eigen tuin. Je voelt je trotser in een zelf genaaide jurk dan in het laatste modelletje van de H&M. Je geniet veel meer van de gloed van je houtkachel dan van de egale warmte van je vloerverwarming. De stoel die je repareerde vult je met trots, elke keer als je ernaar kijkt. Zelfvoorzienend leven geeft die voldoening wel. Maar het lijkt onbereikbaar, onnodig en – wie zou dat verwachten – ongewenst. De zelfvoorziener wordt soms zelfs uitgemaakt voor egoïst – ‘wat zou er gebeuren als iedereen zo zou willen leven? Stel je dat eens voor!’ Maar niet iedereen wil het – zoveel is mij wel duidelijk. Zelfvoorzienend leven is optioneel geworden en die optie wordt door de meeste mensen afgewezen. Veel mensen kijken liever naar hun Tiktok filmpjes of vullen avond aan avond de tijd met Netflix. In plaats van houthakken of een deeg kneden (van beiden ga je behoorlijk zweten) gaan ze naar neonverlichte sportscholen met toestellen die nergens voor dienen. Het is een surrogaat voor de ervaring van het echte leven. Het vult heel even de leegte die is ontstaan door ons leven in de gouden kooi. Maar het blijft leeg. En het wordt steeds leger. Depressie en gevoelens van zinloosheid krijgen vat op mensen – ook op steeds jongere mensen.
Wel optioneel, niet vrijblijvend
Ik denk dat we de gouden kooi toch moeten verlaten. Laat dat optioneel zijn (een optie met veel ongemak) en niet noodzakelijk (want alles is beschikbaar) – gevangen blijven in de gouden kooi is niet zonder gevolgen. De prijs die je betaalt is niet financieel maar emotioneel, relationeel en spiritueel. Je verliest meer dan je lief is. (1) Nederlander overschat uitgaven aan voedsel
Ik wil graag weten waar het privacy reglement staat. Als ik het intik bij ‘zoeken’ (met het oog op de nieuwsbrief) word ik meteen naar de hele ontstaansgeschiedenis verwezen. Prachtig! Maar niet wat ik zoek dus.
Vermoedelijk iets heel simpels en ik lees er misschien overheen. Maar toch!
Vast dank voor jullie antwoord!
Hoi Gerdien, dank je voor je reactie! Onze privacy statement is onderaan de website te vinden.